naar inhoudsopgaveErfelijkheidsleer

vorige K K 8 - Excursie: katers en poezen volgende K


Allelen zwerven niet los door de cel heen: ze zijn gegroepeerd tot (of in, of op) chro­mo­so­men. Een kitten krijgt 19 van die chro­mo­so­men-pakketjes met genen van moeder, en ook 19 van vader. Twee aan twee zijn die pakketjes aan elkaar gelijk: ze hebben op precies dezelfde plaats allelen (en die zijn wellicht verschillend) van dezelfde genen. Dus elk chro­mo­soom heeft een identiek partner-chro­mo­soom. Daar is echter één uitzondering op: Eén van die chro­mo­so­men kan speciaal zijn: het Y-chro­mo­soom waarop een gen ligt dat zegt "IK MOET EEN KATERTJE WORDEN", verder ligt er niet veel op. De partner van dit chro­mo­soom wordt het X-chro­mo­soom genoemd, en, behalve dat het het enige chro­mo­soom is met een niet-identieke partner, is dit een normaal chro­mo­soom met normale genen en allelen erop. Een van de normale genen die op dit X-chro­mo­soom liggen, is het orange gen.

Poesjes hebben het Y-chro­mo­soom niet - anders zouden het katertjes zijn! In plaats daarvan hebben ze 2 X-chro­mo­so­men. Dus hebben poezen ook 2 allelen van het orange gen, terwijl katertjes maar 1 allel van dit gen hebben. Dus zijn katertjes O dan wel o, en dit wordt dan aangeduid met OY of oY, om aan te duiden dat in plaats van het tweede allel van het orange gen, het Y-chro­mo­soom aanwezig is. Poezen kunnen OO (met BB, DD geeft dat rood), oo (met BB, DD geeft dat zwart), of Oo (met BB, DD geeft dat zwart schildpad) zijn.

Waarom mengt die kleur niet in poesjes tot een donkerbruine (of zo) kleur? Nou, alle cellen zijn eraan gewend om maar 1 exemplaar van het X-chro­mo­soom te hebben -dan geeft het tenminste geen problemen als het katercellen zijn!-, dus als ze een tweede X-chro­mo­soom zien, negeren ze dat. Als bij een schildpadpoes het X-chro­mo­soom met O genegeerd wordt, dan wordt dus het X-chro­mo­soom met o gebruikt, en wordt die haar, dat deel van de vacht, zwart. Als het X-chro­mo­soom met o genegeerd wordt, het X-chro­mo­soom met O gebruikt, en wordt die haar, dat deel van de vacht, rood!

En als die poesjes zelf kittens krijgen, krijgen die kittens van hun moeder allemaal 1 X-chro­mo­soom. Van Pa kunnen ze ook een X-chro­mo­soom krijgen, en dan worden het poesjes, of dat Y-chro­mo­soom, met dat speciale gen erop - en dan worden het katertjes!


Om het anders, wellicht 'platter', te zeggen:

Een poes heeft dus 2 X-chromosomen, ieder met een allel voor een kleur erop. Poezen kunnen dus 2 kleuren hebben: rood, en zwart! (En niet vergeten: dit zijn eigenlijk de enige kleuren die een kat kan hebben: rood en/of zwart. Al het andere is hiervan afgeleid! Verdund, aangepast, bedekt: nog steeds: afgeleid van rood en/of zwart!). Je kunt zeggen dat een poes 2 kleuren heeft: zwart en zwart (=zwart), of zwart en rood (=schildpad of lapjes), of rood en rood (=rood). Aan al haar kittens zal een moederpoes één van die kleuren geven!

Een kater heeft maar één X chromosoom, en dus maar één kleur: rood, of zwart! Maar - hij heeft natuurlijk wel iets anders dat de poes niet heeft: balletjes!!! (testikels, testes ...). En de kater geeft aan zijn kittens: of kleur, of balletjes.

Dus - een katertje - krijgt zijn kleur van moeder - de kleur van Pa komt helemaal niet terug in het katertje, daarvoor in de plaats heeft hij zijn balletjes gekregen!

En - een poesje - krijgt haar kleur zowel van moeder - maar ook de kleur van haar vader!